Bij het capturen leggen we uitgezonden beelden of geluid vast op de computer. Deze beelden kunnen afkomstig zijn van een televisie, een videoband, DV-band, digitale camera, radio, platenspeler of bijvoorbeeld een minidisk. De enige voorwaarde is dat het apparaat uitgangen heeft voor deze video- of audiosignalen. Deze uitgangen kunnen analoog of digitaal zijn.
Analoog videomateriaal
Praktisch alle audio- en videoapparatuur beschikt over één of meerdere analoge in- en uitgangen. Om analoge video en audio te kunnen capturen moet u gebruik maken van de analoge uitgangen op uw apparatuur en de analoge ingangen op de capturekaart. Wilt u uw eindmontage uitvoeren naar bijvoorbeeld een videoband, cassetterecorder of minidisk, dan kunt u gebruik maken van de analoge ingangen op deze apparatuur. Er zijn drie analoge video-uitgangen waarmee u te maken kunt krijgen. Als u iets op wilt nemen van de televisie, dan kunt u gebruik maken van de scart-uitgang. Zoals gezegd, kan de scart-uitgang over weg met RGB-signalen, s-video en composiet. Omdat er op capturekaarten geen scart-ingang zit, zult u alleen gebruik maken van de andere twee signalen. Er bestaan kabels met aan de éne kant een scart-aansluiting en aan de andere kant tulpstekkers voor audio en composiet alsook een S-video stekker.
Als u iets wilt capturen van een videoband of filmcamera kunt u gebruik maken van S-video of composiet. Voor filmcamera's is de betere S-video-aansluiting heel gewoon. Anders ligt dat bij videorecorders. Daar zien we de S-video-aansluiting vaak alleen maar terug bij SVHS-recorders. Dit zijn gewone videorecorders, maar kunnen met behalve gewone videobanden ook over weg met de kwalitatief hogere SVHS-banden.Om audio te kunnen capturen heeft u audio-snoeren nodig die u aansluit op de audio-uitgang van de apparatuur en afhankelijk van de capturekaart aansluit op deze kaart of op uw geluidskaart.
De capturekaart zorgt ervoor dat de analoge signalen worden omgezet naar digitale data, zodat ze kunnen worden bewerkt op de computer. Groot voordeel van het digitaliseren van analoog materiaal is de verlenging van de levensduur met behoud van kwaliteit. Analoge bronnen, zoals cassettebandjes en videobanden worden slechter naarmate ze meer worden afgespeeld. Dit gebeurt niet bij digitale bronnen.
Digitaal videomateriaal
De snelle ontwikkeling in computers maakte het mogelijk dat digitaal videobewerken mogelijk werd. Was dit, voornamelijk door de kosten, in het begin alleen weggelegd voor professionals, nu kan iedereen videobewerken op de computer. De analoge filmcamera maakte langzaam plaats voor de digitale en tegenwoordig weten we niet beter. Het grote voordeel van digitale camera's is dat het videomateriaal al digitaal is en dus niet meer hoefde te worden omgezet. Om videomateriaal van de camera naar de pc te krijgen, gebruikt u een DV-kabel die u aansluit op uw IEEE1394 of FireWire aansluiting op uw computer. Deze IEEE1394 aansluiting kan standaard op de computer zitten, maar waarschijnlijker is dat u hiervoor een DV-kaart koopt. U zult merken dat de kwaliteit van DV zeer goed is.
Harde schijven en schijfruimte
Het capturen van videomateriaal vraagt nog al iets van een computer. Analoge video moet digitaal worden gemaakt en op een harde schijf worden opgeslagen. De hoeveelheid data die hiermee is gemoeid is erg veel. Een minuut ongecomprimeerde video neemt ongeveer 1800MB schijfruimte in beslag. Deze informatie wordt met een snelheid die ligt tussen de 25 MB/s en 30 MB/s naar de harde schijf weggeschreven. Bij het capturen van ongecomprimeerd materiaal willen er nog wel eens fouten optreden. In het videobewerksingspakket worden deze fouten aangegeven met 'dropped frames'. Dat houdt in dat niet alle informatie van de film overgezet wordt naar de computer.
De reden hiervoor is eenvoudig. De harde schijven die in de computer zitten kunnen deze grote hoeveelheden data niet verwerken. Een harde schijf kan als deze op zijn top functioneert een maximale datastroom van 30 MB/s aan. Als er op de computer nog andere programma's actief zijn, zal deze snelheid komen te liggen rond de 20 MB/s. Dat betekent dat bij het capturen informatie moet worden weggelaten. Er zijn hiervoor twee oplossingen. De eerste oplossing moet worden gezocht in de gebruikte hardware. Zorg dat de schijven waarop de bestanden worden weggeschreven helemaal beschikbaar zijn voor het capturen. Dit betekent dat hier geen besturingssysteem op mag draaien of andere programmatuur. Als het even kan is deze schijf ook aangesloten op een eigen IDE-poort op het moederbord. Door hier rekening mee te houden voorkomt u problemen bij het capturen. Beschikt u niet over een vrije harde schijf, zorg dan dat de beschikbare harde schijf beschikt over meerdere partities, zodat het bestand dat u captured NIET op de harde schijf komt te staan waar ook het besturingssysteem staat.
e gangbare harde schijven hebben een rotatiesnelheid van 7200 RPM en dat is afdoende om video mee te bewerken. Beter zijn de SCSI-schijven met een rotatiesnelheid van 10.000 RPM. Nadeel van deze schijven is dat ze erg duur zijn. Alleen als er fulltime op een machine wordt gewerkt, zal dit terug te verdienen zijn.
De tweede oplossing voor het goed capturen door gebruik te maken van een codec. Codec staat voor enCOderen en Decoderen. Een codec zorgt ervoor dat de videobestanden gecomprimeerd worden. Dit wordt gedaan door informatie weg te laten. De kunst nu is welke informatie moet worden weggelaten, zodat de kijker er geen last van heeft. Alle kleuren er uit halen zou een optie zijn, maar de kijker heeft dat direct door. Beter is bijvoorbeeld om tussen twee meetpunten alleen de verschillen op te slaan.Hoe het ook wordt gedaan, iedere codec heeft zijn eigen manier om videobestanden te verkleinen.
elangrijk om te weten is dat er harware- en software-matige codecs zijn. Vaak wordt bij de capturekaart een codec geleverd die alleen werkt indien de computer over die capturekaart bezit. Op zich is dat geen probleem, als je er maar voor zorgt dat het uiteindelijke bestand geëncodeerd is met een codec die op iedere computer te af te spelen is. Daarnaast is ook van belang waarvoor uiteindelijk wordt gedigitaliseerd. Is dit voor de computer, cd-rom, internet of bijvoorbeeld DVD. Afhankelijk daarvan wordt een keuze voor een codec gemaakt. Hieronder vindt je een overzicht per medium.
Net zoals met alle software worden ook codecs regelmatig vernieuwd. Het gebruik van vernieuwde codecs kan tot gevolg hebben dat het videobestand niet afspeelbaar is in bijvoorbeeld een mediaplayer op de computer. Deze moet namelijk ook beschikken over de juiste decoder om het bestand te kunnen afspelen. De maker van een videobestand moet zich dus altijd realiseren of de doelgroep over deze decoders beschikt.
2 GB limit
Het meest voorkomende probleem bij het capturen is de beperking van de omvang van het te capturen bestand. Aangezien het merendeel van het materiaal wordt gecaptured naar een AVI-bestand zal iedereen hier vroeg of laat mee krijgen te maken. AVI-bestanden kunnen door de bouw van dit bestandsformaat niet groter worden dan 2 GB. Dit staat ongeveer gelijk aan 9 minuten video (met codec). Na die 2 GB zal het capturen stoppen. Behalve AVI, komt dit probleem ook voor bij de besturingssystemen Windows 95, 98 met als bestandsindeling FAT. Veel problemen kunnen worden voorkomen door onder Windows 2000 of hoger te werken en als bestandsysteem NTFS te gebruiken. Dit bestandssysteem kan met grotere bestanden overweg mits het geen AVI-bestanden zijn.
Capturekaarten verzinnen allerlei manieren om het probleem van 2 GB te omzeilen. Vaak wordt er voor gekozen om een 'reference file' aan te maken. Dit bestand bevat dan verwijzingen naar meerdere AVI-bestanden van 2 GB. Op die manier heb je bij de bewerking van dit bestand in bijvoorbeeld Première geen last van het 2 GB probleem. Capture je digitaal, dan zal dit probleem zich niet voordoen bij het capturen, maar wel bij het afspelen. Mocht je op één of andere manier in aanraking komen met dit probleem, schakel dan een collega in die je hierbij kan helpen.